Mijnwerkers en carnavalsoptochten.

12 augustus 2017 - Potosí, Bolivia

Hola!

We zijn aangekomen in Potosí, Bolivia. Potosí is een mijnwerkersstadje gelegen tussen de bergen. Bij het hotel aangekomen zijn we even de weg kwijt. Nu zijn we dit wel vaker hoor ik jullie denken, maar nu was het echt van “hè?”. We blijken namelijk een heel appartement te hebben. Er is een kamer met twee losse bedden, een kamer met een tweepersoonsbed, een badkamer (met warme douche) en een ruime keuken met eettafel. Al snel die avond hebben we een van de eenpersoonsmatrassen met het zweet op het voorhoofd en wat gekreun en gesteun naast het tweepersoonsbed gesjouwd. Anders is het ook zo ongezellig... Het tochtte trouwens wel op de grond, maar dat neem ik natuurlijk op de koop toe als ik ‘naast’ mijn twee vriendinnetjes kan liggen. Op de grond. Als oudste. Ach, ik zeg niks…

Nadat we met de groep naar het centrum zijn gelopen, waar we nog langs een heuse missverkiezing lopen (huh?!), besluiten we in een hip cafeetje met hoge plafonds en jazzy muziek wat te lunchen. Daarna gaat een groep naar de mijnen op excursie. Natuurlijk gaat ook onze avonturierster Jasmijn mee en laat ze zich daar in sexy overall met helm en hoofdlamp inclusief hijsen. Judith en ik besluiten het rustiger aan te doen en maken op het centrale plein, in het zonnetje, een plannetje voor de middag. Niet veel later gaan we echter weg als we een jongen van nog geen zes jaar oud in een afgetrapt trainingspakje met zwart op zijn handen en gezicht met zijn vader als schoenenpoetsers zien samenwerken. Pijn doen zulke tafereeltjes altijd. Je weet dat het bestaat, je weet dat het in Bolivia voorkomt, maar het voor je eigen ogen zien gebeuren is toch heel wat anders. Zeker als het contrast niet groter kan zijn wanneer een iets jonger, westers jongentje in gloednieuwe kleren en met een gezond koppie met zijn vader op het pleintje aan het ondeugden is.

We besluiten dat we een rondwandeling gaan doen langs de, volgens de Lonely Planet, hoogtepunten van Potosí. Dit blijkt een farce te zijn. Bij de eerste kerk aangekomen blijkt deze gesloten. Kerk zus, kerk zo. We lopen ze allemaal af en allemaal zijn ze dicht. We komen nog aan bij een of andere poort/boog, als ik niet zo goed op de plattegrond had gekeken, waren we er zo langsheen gelopen. De enige reden eigenlijk dat we zo lang doen over onze zelfbedachte stadswandeling is het feit dat we allebei nog niet fit zijn, we heuvel op, heuvel af nog lopen te snakken naar adem en we af en toe een drink/medicijnenstop moeten inlassen.

Per ongeluk belanden we echter wederom in een demonstratie. Duizenden en duizenden kleine, ongelukkig uitziende mijnwerkers zien we, met hun helm nog op, door de straten struinen. Begeleidt door een vuurwerkknal hier en daar en gevolgd door nog eens honderden gezondheids- en gemeentemedewerkers. Ze lopen zwijgend door de straten, maar ondertussen wordt er door velen driftig aan een ijsje gelikt. IJsjes, daar houden ze hier wel van in Bolivia hebben we al gemerkt.

Vervolgens stuiten we nog op de lokale, overdekte markt, waar eigenlijk alles is zoals je het hier verwacht. Ladingen verse groenten, vlees in de openlucht waar de vliegen vrij spel hebben en half slapende vrouwtjes die deze waar proberen te verkopen. Sommige winkeltjes zijn echter dicht. Hoe je dat hier ziet in Bolivia? Heel simpel, dan is er een houten lat voor de ingang gedaan. Of er is een touwtje gespannen of misschien zelfs een zeil over de koopwaar gedrapeerd… Ander opvallend detail: waar je ook bent, op een markt of bij de winkels, rond half twee komen er massaal tuperwarebakjes tevoorschijn waar veelal een rijstgerecht in zit. Tijd voor de lunch! En masse vallen de dames aan.

Na nog een theetje en een goed gesprek in hetzelfde cafeetje als eerder die dag, besluiten we dat het wel genoeg is en we lopen naar de supermarkt. Hier heb ik de grootste lol als er een karretje blijkt te zijn waar twee winkelmandjes schuin onder elkaar opstaan en ik kan het natuurlijk niet laten om even door de winkel te racen. Uiteraard komen we net op dat moment Eddy, Colette en Lieve tegen. Ach, ze zijn ondertussen wel wat van me gewend. Terug bij het hotel zijn de mijnwerkers van de groep inmiddels ook terug van hun avontuur. We horen de verhalen over het harde bestaan in de mijnen aan, waar men de hele dag niet eet, maar cocabladeren kauwt en er vooral veel alcohol doorheen gaat. Wat een leven..

Begin van de avond gaan we uit eten in een tentje dat de naam heeft aangenomen van de hoogte waar het op ligt: 4060. Judith en ik zijn ondertussen wel een beetje klaar met de kale rijst die al een week op het menu staat en we besluiten helemaal los te gaan. Naast de porties kale rijst en gekookte groenten, bestellen we samen vegetarische burrito’s. Dit bleek een gewaagde keuze en we eten er uiteindelijk nagenoeg niks van.

Terug in het hotel, of moet ik zeggen: ons appartement? Of: ons huis? Sluit Judith heel huiselijk de gordijnen en nemen we plaats aan tafel waar er foto’s worden bekeken, verhalen worden geschreven en we de dag afsluiten met een spelletje Boonanza. Had ik al gezegd dat we nogal kneuterig zijn? Vervolgens nog in onze pyjamaatjes een slaapfeestje met onze versleepte matras en het beeld is compleet.

Zaterdag 5:30 uur de wekker. Zucht, steun, kreun. Wie had ook alweer bedacht dat reizen leuk is? Zucht genoeg geklaag van dit antiochtendmens. Snel de douche in. De douche was echter bijzonder. Ondanks dat ik daadwerkelijk niet aan de knoppen zat, wisselde continue de warmte. Het ging van lekker warm, naar kokend heet, naar ijskoud, naar lekker warm etc. Dit hield dus in dat ik snel mijn haar waste, aan de kant sprong voor de hitte, terwijl het koud was, scheerde ik snel mijn benen en dan als het weer aangenaam werd, lekker wassen. Nu ben ik normaal al niet de snelste onder de douche, maar nu behaalde ik echt een record. Niet echt handig als je ’s ochtends een heel doucheschema hebt met je kamergenotes.

De eindbestemming vandaag is ons eerdere hotel in La Paz. De route is wederom prachtig en zeer afwisselend. Het leidt door hooggebergte met om elke bocht een ander kleurenpallet. Van ruige rotsvorming, naar glooiende zandduinen. Dit alles natuurlijk compleet gemaakt met een lama hier en daar. Ondanks dat gewaarschuwd werd voor de lange rijafstanden, geniet ik elke minuut. Het gaat hier niet alleen om de eindbestemming, maar vooral om de reis er naar toe. Wat verbaast Bolivia mij.

Op een gegeven moment is het natuurlijk wel tijd voor een plaspauze en zoals altijd geven we dit door aan Klaus. Ja, over 20 minuutjes stoppen we. Na nog een half uur rijden, en ondertussen vele tankstations met baños gepasseerd te zijn, echter nog steeds geen stop. Klaus?! We moeten echt stoppen, want deze hobbelige weg helpt ook niet. Oké, wat doen we… Midden op een snelweg besluit Klaus voor een “contactje met de natuur”. Zucht, echt?! Ondertussen hebben we echt allang geen moeite meer met wat geplas in de vrije natuur, maar als we nu daadwerkelijk genoeg wc’s passeren, stop je toch niet langs de snelweg, waar geen boom, muurtje, laat staan een struikje is om nog enigszins een gevoel van privacy te geven. Erger is het nog als we vervolgens, na mopperend van ongeloof weer in de bus te zijn gekropen, na tien minuten stoppen bij normale wc’s. Als je dit gezegd had, hadden we hem nog wel tien minuten kunnen knijpen Klaus…

Aangekomen in La Paz doen we eerst een uitgebreide handwas, daar dit de laatste kans is deze reis en het ondertussen zoeken is naar een enigszins schoon ruikend kledingstuk. Nu is het wassen op zich meestal geen probleem en lukt dit enigszins creatief boven de wasbak en in de douche wel, maar waar laat je alles? Na een wasdag vind je dus behalve aan de hangers in de kast en de haakjes in de badkamers, ondergoed en sokken aan kastknoppen, bedstijlen en gordijnstangen. Reizen vraagt soms enige creativiteit.

Het begin van de avond gaan we de stad in om een rondje te lopen en uiteraard wat te eten. Wanneer we de deur uitstappen weten we echter niet wat ons overkomt. Kraampjes. Heel veel kraampjes met voornamelijk eten. Als we heuvelop naar de hoofdstraat lopen horen we een kakafonie van geluid. Het is feest, dat is duidelijk. Op de hoofdstraat staat een oneindige rij van zelfgemaakte, krakkemikkige tribunes die van achteren zijn afgedekt met grote zeilen. Wil je een plekje op de tribune, dan betaal je de betreffende ‘baas’ en klauter je via een even krakkemikkig laddertje van achter de tribune op.

Wat zij zien? Als we door wat gaten gluren en op een trap op het plein gaan staan, zien we en urenlange optocht die me sterk doet denken aan de beelden die ik ken van het carnaval in Zuid-Amerika. Dansgroep na muziekband passeren de revue. Allemaal in de meest kleurrijke outfits. Uiteraard wordt ook dit begeleidt met een regelmatige vuurwerkknal. Niet alleen de participanten zelf, maar ook het publiek gaat helemaal los. De gezelligheid spat er vanaf en ik voel de muziek door mijn lijf stromen. Wat zou de verzekering trouwens hiervan denken wanneer je sommige tribunes angstvallig ziet inzakken. Later las ik overigens dat het feest was ter ere van de start van het universitair jaar en dat het allemaal studenten betrof.

Aan de niet paradekant van de tribunes is het ook groot feest. Kraampje na kraampje met eten en drinken, maar ook speelgoed en maskers doen het goed. Op het plein, waar een enorme politiemacht zich om wat voor reden dan ook heeft verzameld, zien we dat we nu wel de belangrijkste kerk van La Paz in kunnen. Wanneer we de enorme sereniteit van de kerk betreden en rustig plaatsnemen, is er geen groter contrast mogelijk. Binnen zijn de mensen in alle stilte in gebed of overdenking, terwijl de hoge deuren de carnavaleske geluiden van buiten niet kunnen tegenhouden.

Voor het eten gaan we naar Sol y Luna. De naam doet het niet vermoeden, maar dit is een restaurant van een Nederlandse eigenaar. En dus staan er naast traditionele Boliviaanse gerechten ook dingen op het menu als hutspot en kroketten. Ik besluit niet al te ver van de kale rijst te gaan en neem nasi. Dit blijkt geen verstandige keuze en helaas moeten we de avond afsluiten door snel weer terug te keren naar het hotel. Zigzaggend door de dronken mensen. Het is wel duidelijk dat er niet alleen al uren gefeest wordt, maar dat er ook al uren lang aan de lokale cerveza wordt “genipt”.

Op zondag gaat ‘pas’ om 6:30 uur de wekker. Tijd om naar Copacabana te gaan. Nee, nee. Niet het welbekende strand in Rio de Janeiro, maar een klein over-toeristisch plaatsje aan het Titicacameer, waar auto’s worden ingezegend door de plaatselijke bisschop. Wat? Inderdaad, daarover de volgende keer meer.

Adios,
Joyce