Doorwaakte nachten en een hurkfoto.

1 augustus 2017 - Uyuni, Bolivia

Hola!

Inderdaad, de vorige keer was ik geëindigd met het feit dat we in Uyuni wederom een dokter nodig hadden. Judith voelde zich al dagen niet lekker; hoofdpijn, misselijk, pijnlijke tintelingen in handen en voeten, koorts etc. Nu houdt Judith helemaal niet van dokters, maar Jasmijn en ik begonnen ons ondertussen toch wel erg zorgen te maken, omdat de symptomen maar niet afnamen. Na flink wat overleg, praten en kneden, kregen we het erdoor dat Judith in bed bleef en dat Jasmijn en ik met de groep eten zouden gaan halen en dan Klaus zouden vragen om een telefonisch consult met de dokter te regelen.

In het restaurant aangekomen vertelt Klaus dat hij terug zal lopen naar het hotel om een dokter te vinden, terwijl we toch op het eten zitten te wachten. Jasmijn wacht op ons eten en ik loop met Klaus terug naar het hotel. Daar blijkt dat de dokter om de hoek zit en we zijn het er over eens dat hij dan net zo goed kan langslopen. Ik loop naar boven om Judith te waarschuwen dat de dokter er binnen vijf minuten zal zijn. Ik heb al veel dodelijke blikken mijn kant op gehad, maar deze was wel heel erg. Hè, don’t shoot the messenger. Onder heel veel “Sorry, het spijt me dat het zo moet”, zoek ik ondertussen snel haar belangrijke papieren bij elkaar.

Als de huisarts komt, doet hij een aantal onderzoeken. Zoals eerder spreekt hij bijna geen Engels, maar gelukkig kom ik met mijn Spaans ondertussen ook een eind en vraag ik af en toe bevestiging van Klaus. Het gesprek gaat zo van Judith naar mij, naar de dokter, naar Klaus en weer terug. De beste man komt al snel tot de conclusie dat ze ook een infectie aan de darmen heeft. Dus moet ze ook aan de droge crackers, rijst en een antibioticakuurtje. Gelukkig wel een kortere dan ik en ook geen infuus etc.

Als Jasmijn terug is met het eten, neem ik voorzichtig het randje van de pizza. Zelfs dit blijkt niet goed te vallen, maar goed we moeten door, want Jasmijn en ik moeten naar de apotheek. Ook hier blijkt wederom dat ze geen woord Engels spreken. In mijn beste Spaans begrijp ik dat ze niet de medicijnen hebben die op het recept staan, maar wel een ander soort, waarvan de dokter eronder ook al de naam had gezet. Prima, we betalen welgeteld €4 en hobbelen terug. Het blijkt het begin van een doorwaakte nacht, waarbij we afwisselend in de badkamer en naast het bed zitten. Wat doet het pijn om Judith zo te zien. Gelukkig is Jasmijn heel daadkrachtig en worstelen we ons door deze nacht heen.

Op donderdag kunnen we gelukkig rustig aan doen, want we vertrekken pas om tien uur. Samen met Klaus stappen we in de jeep van Jose. Een stoere Boliviaan van middelbare leeftijd met grote snor, zonnebril en een leren jack. Waarom we met de jeep gaan?! We gaan vandaag naar de Salar de Uyuni, beter bekend als de grootste zoutvlakte ter wereld. Onze eerste stop is bij een treinenkerkhof. In the middle of nowhere staan een aantal treinen te verroesten. Een leuke plek voor wat geklauter en foto’s. Al snel daarna komen we aan bij een vreselijk plaatsje, waar aan de linker- en rechterkant tien kraampjes staan met allemaal dezelfde souvenirs. Wij staan vervolgens helemaal niet op te letten als er wat uitgelegd wordt over de zoutwinning, maar staan maar wat te lanterfanteren. Vermoeidheid misschien?

Vervolgens rijden we de zoutvlakte dan echt op en des te verder rijden, des te immenser het blijkt te zijn. Als we een eerste stop doen, stapt iedereen uit en dwaalt verschillende richtingen op. Het lijkt net sneeuw, maar toch is het hard. Soms kraakt het alsof je op ijs staat. Het is onbeschrijfelijk. Als we vervolgens met de auto echt hard gaan rijden, merk je de oneindigheid, want je lijkt in een slakkentempo te rijden, terwijl we toch de 120 k/h aantikken. Wat een enorme kick trouwens. Dit is het beeld dat ik voor me had. In volle vaart richting de oneindigheid met naast ons de jeeps van de anderen.   

Na ruim een uur rijden in niemandsland is daar opeens een eilandje met cactussen. De groep wandelt er omheen naar onze lunchstop, maar Klaus heeft al besloten dat dat voor Judith en mij geen goed idee is. In plaats daarvan dan maar een stoere foto voor de auto. Judith heeft er nog even moeite mee, want hoe sta je stoer? Maarja, voor mij is dit natuurlijk dagelijkse praktijk…

Naast het eiland, op de zoutvlakte, staan allemaal jeeps geparkeerd en daartussen picknicktafels. Na wat droge rijst en quinoa, krijgen we een uur de tijd. Of je kan het eiland met de cactussen beklimmen, of je kan foto’s gaan maken. Wij besluiten om de welbekende foto’s met de zoutvlakte als achtergrond te gaan maken. Dit blijkt nog niet mee te vallen en we zijn zo een uur bezig met het ensceneren van de foto’s. Hoe moet nu die horizon? Moet ik dan dichterbij gaan staan? Hoe zit het met de zon? En terwijl wij zo aan het puzzelen zijn, scheurt er naast ons een man uit zijn wandelbroek. Hilariteit alom.

Tijdens het maken van de foto’s was er ook nog een ander dingetje waar je heel goed op moest letten: geen Judith’tje maken. Wat dit is? Als we ergens aankomen of als we iets zien is Judith heel goed in het eerst goed in zichzelf opnemen en het genieten van het moment. Tegen de tijd echter dat ze een foto gaat maken is het negen van de tien keer zo dat er net op dat moment iemand in beeld loopt of er een bus voorrijdt. Dit gebeurt zo consequent dat we het tegenwoordig een Judith’tje noemen als er iets of iemand voor je foto komt. Ik kan trouwens niet ontkennen dat ik zelf heel vaak het Judith’tje ben in Judith haar foto’s. Menig maal spring ik in mijn enthousiasme precies voor haar lens. Sorry!

Richting het einde van de middag rijden we weer terug naar de rand van de zoutvlakte. Onderweg maken we nog een groepsfoto, waarbij natuurlijk ook een springfoto moet. Zoals altijd zorgt dit vooral voor mislukkingen, omdat of maar een gedeelte van de groep op het juiste moment springt, of omdat de hele groep nog in een soort hurkhouding zit om te gaan springen. Een heule charmante foto. Op de terugweg stoppen we ook nog bij het zouthotel. Dit gebouw is geheel gemaakt van, je raadt het al, zout. Je kunt er tegenwoordig niet meer slapen, maar uiteraard wel wat drinken en souvenirs kopen. Wij gaan er voor wel 5 Bolivianos naar de wc. Ach, kan je wel zeggen dat je in het zouthotel hebt geplast, waar je de deur van de wc met een touwtje om een spijker moest vasthouden.

Aan de rand van de zoutvlakte gekomen, stappen we uit de jeeps en zien we onze schaduwen heel snel langer worden: het is tijd voor zonsondergang. Een machtig gezicht om achter zo’n oneindige vlakte de zon langzaam, maar toch ook snel achter de horizon te zien verdwijnen. Het kwik daalt gelijk richting vriespunt en de mutsen, buffs en handschoenen komen tevoorschijn.

Terug in Uyuni gaan we met de hele groep eten in een restaurant dat overladen is door toeristen. Als je besteld hebt, krijg je een speelkaart mee en zo weten ze wie ze wat moeten brengen. Judith en ik kiezen het enige op de kaart dat er niet altijd gevaarlijk uitziet voor onze zieke lijven: tomatensoep. Terwijl ik tegenover me zie hoe de familie met zijn vijven een heerlijk, groot stuk chocoladetaart gezamenlijk verorbert, voel ik dat zelfs de tomatensoep niet goed aankomt en het is snel terug naar het hotel. Nadat daar de ergste misselijkheid is gezakt, besluiten we in bed een filmpje te kijken. Binnen het half uur kunnen we onze ogen niet meer openhouden en kruipen we uitgeput, maar voldaan van deze fantastische dag, terug in ons bed. Gelukkig hadden we ook hier meerdere dekens, want het werd uiteindelijk ’s nachts min zes en we hadden maar één klein kacheltje in onze kamer.

Op vrijdagochtend vertrekken we richting Potosí. Al snel gaat het uitgestrekte heuvellandschap over in een berggebied dat zijn weerga niet ken. Elke bocht weer een ander indrukwekkend beeld. Rode bergwanden gaan over in bruin en groene heuvels. Vervolgens zwart gesteente of witte kalkmuren. De weg glijdt als een slang van de ene berg naar de andere berg. Cactussen maken het plaatje compleet. Als we op een gegeven moment op een hoogvlakte komen dat met bergen omgrensd is en waar kuddes lama’s ongestoord staan te grazen op het veld, is het plaatje van Bolivia compleet. Prachtig!

In deze uitgestrekte leegte houden we een stop om, zoals Klaus het omschrijft, “contact with nature”-stop te houden. Ofwel: plasstop. Nu is hier zoals zo vaak geen wc te bekennen en dus zie je willekeurig achter bosjes en muurtjes hoofden naar beneden en vervolgens hoofden weer omhoog gaan. Het wordt nog leuker als iemand onbewust een foto van de omgeving probeert te maken, waarop dan plotseling een aantal hoofden tevoorschijn komen.

Niet veel later komen we bij een prachtige canyon aan met in de diepte een rustig kabbelend beekje. Zoals zo vaak in Bolivia en Peru is er ook nu niemand te bekennen als we de bus aan de kant zetten en op ons gemakje de omgeving in ons opnemen. Een ieder zondert zich af en zoekt zijn/haar favoriete plekje op om te genieten. Als we bijna weggaan en Judith en ik Rasa net waarschuwen dat ze naast de afgrond met haar gympen op los grint staat, doet ze net alsof ze valt en je ziet ons gewoon schrikken. Weer tien jaar ouder in twee tellen.

We komen nog een voetbalveld tegen, middenin op een berg waar geen dorp te bekennen is en hoogstens in de verte een paar hutjes te bekennen zijn, en ik vraag me af wie hier ooit spelen. Potosí Lama’s tegen Uyuni International?! Terwijl ik hier nog over zit te mijmeren, zien we in de verte onze eindbestemming van vandaag opdoemen. Potosí. Een mijnwerkersstad, waar de eerste aanblik al net zo triest van is, als het zware bestaan van de mijnwerkers zelf. Daarover de volgende keer meer.

Adios,
Joyce